Waarom blokken en geen stroken?

Nieuws

Nieuwsberichten

Waarom blokken en geen stroken?

Datum

Thema

Biodiversiteit

Gebied

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Contactpersoon

Korneel Verslyppe
0470 36 31 01
korneel.verslyppe
@boerennatuur.be

Sinds 2017 experimenteren we binnen het PARTRIDGE project met bloemenblokken. Dit zijn landbouwpercelen van ongeveer 1 ha groot die ingezaaid worden met een bloemenmengsel waarbij telkens de ene of de andere helft jaarlijks opnieuw wordt ingezaaid. In het PARTRIDGE project focussen we hierbij op het inzaaien van specifieke bloemenmengsels voor de patrijs.  Deze bloemenblokken vormen ideaal broedhabitat wanneer ze laag bij de grond een open structuur bieden in combinatie met een opgaande dichte begroeiing die dekking en camouflage biedt. Daarnaast trekken de bloemen insecten aan, wat samen met de aanwezige zaden jaarrond zorgt voor een gedekte tafel voor patrijs en andere akkervogels. Maar waarom werken we juist met blokvormige maatregelen, dus met volledige percelen, in plaats van randen?

Een 8 ha groot perceel in het demonstratiegebied in Boekhoute, opgedeeld in verschillende bloemenblokken en twee keverbanken. Rondom deze bloemenblokken en kerverbanken ligt een brede graskruidenstrook. © Boerennatuur Vlaanderen

De keuze om in het PARTRIDGE project met bloemenblokken te werken in plaats van met bloemenstroken werd gemaakt omwille van de eenvoudige reden dat lijnvormige smalle randen het risico op predatie (= gedood worden door een roofdier) vergroten. Blokvormige maatregelen, zoals bloemenblokken of bloemenranden van minimaal 20 m breed kunnen het risico op predatie van soorten zoals de patrijs gevoelig verminderen.

Dit werd ook onderzocht in een Duits patrijzenproject van de Universiteit van Göttingen. In dit project is het gelukt om de lokale patrijzenpopulatie in de periode tussen 2007 en 2018 te stabiliseren op 2 broedparen per 100 hectare, terwijl in de rest van de deelstaat Nedersaksen de aantallen patrijzen halveerden. De reden van succes was de aanleg van 540 ha bloemenblokken in een projectgebied van meer dan 1000 km², in aanvulling op het bestaande leefgebied van patrijzen in de regio. Tijdens de looptijd van het project werden predatoren (= roofdieren), behalve het bestaande lokale jachtgebruik van een beperkte vossenjacht  gedurende de winter, niet bestreden.

Het broedsucces van patrijs wordt sterk beïnvloed door de structuur van de aangeboden broedhabitat. In het onderzoek in Göttingen bleek 62% van de nesten in smalle lijnvormige landschapselementen zoals hagen en akkerranden (minder dan 10 meter breed) gepredeerd. Bredere structuren bieden meer veiligheid. Zo werd slechts 24% van de nesten gepredeerd in landschapselementen die 20 meter of breder waren, zoals de bloemenblokken. Grondpredatoren (bijv. vos) kunnen makkelijk patrouilleren of sluipen langs smalle stroken en zo makkelijk de patrijzen vinden, zodat deze smalle broedhabitats functioneren als wat wordt aangeduid als een ’ecologische val’ of een ‘predatorval’.

De dichtheden van patrijzen varieerden sterk tussen jaren en lokale gebieden, waarbij lokale patrijzenpopulaties soms verdwenen en later opnieuw werden gekoloniseerd vanuit nabij gelegen gebieden. In een bepaald gebied van 600 hectare werd een toename van 9x zoveel patrijzen vastgesteld, van 0,6 naar 5,6 broedparen per 100 hectare. 7% van dat gebied bestaat uit nieuw aangelegd, hoogwaardig leefgebied voor de patrijzen. Ook in ons Vlaams demogebied in Boekhoute (O-Vl.) zijn we daar in geslaagd.

Bovenstaande wetenschappelijke studie ligt mee aan de basis van de aanpak van het PARTRIDGE project in Vlaanderen. Door onze bloemenmengsels in blokvorm aan te leggen, maken we het de predatoren lastiger doordat het broedhabitat minder toegankelijk is en maken we het tegelijk veiliger voor soorten zoals patrijs. Op die manier maken we het landschap predatiebestendiger, wat bijgevolg zorgt voor een lagere predatiedruk en dus op termijn ook kan zorgen voor meer patrijzen.

Met steun van